Werkvorm(en): acteerspel.
Activiteit: De kinderen krijgen een Sinterklaaslied toegewezen en presenteren dat aan elkaar.
Benodigdheden: Bij voorkeur een mijter en wat Pietenpetten, eventueel aangevuld met witte paardenoren.
Print de lesopzet inclusief opdrachtkaarten.
Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les gaan acteren, vermeld dat je bij deze werkvorm vanuit houding moet werken en duidelijk moet spreken.
Warming up klassikaal.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Mime zelf het woord baard (strijk door je denkbeeldige baard, knip hem bij). Vraag daarna om welk woord het gaat.
Instructie: Wie er een rijmwoord op kan mimen (en de beurt krijgt) gaat staan en mimet zijn rijmwoord. Wie daar weer een rijmwoord op kan mimen steekt weer z’n vinger op, enzovoorts.
De kinderen spelen het nieuwe rijmwoord klassikaal na, geef ze steeds even de tijd om die uit te spelen.
Warming up tweetallen.
De groep zit in tweetallen in het lokaal, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: Piet A staat zo op en klopt bij Piet B op de deur. B doet open en vraagt wat er aan de hand is. A, je hebt iets doms gedaan en vraagt B om hulp. Sinterklaas mag niet weten wat je hebt gedaan.
Doe dit een keer voor met een kind. Bel bij een kind aan en vertel dat je zout in plaats van suiker in het pepernotendeeg hebt gedaan. Los het samen op en sluit af met applaus voor je medespeler. Dan gaan alle A-Pieten staan en bellen aan bij de B-Pieten.
Ze wisselen zo lang om totdat je aangeeft dat ze op hun plek mogen gaan zitten.
Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling
Instructie: In het Sinterklaasjournaal gaat er altijd van alles mis, maar gelukkig komt het altijd weer goed. Jullie gaan een pantomimestuk verzinnen. Jullie krijgen daarvoor een Sinterklaaslied. Kijk waar het lied over gaat en laat het helemaal verkeerd gaan. Wat kan er bijvoorbeeld fout gaan met het lied ‘Sinterklaasje kom maar binnen met je knecht’?
Bespreek wat er fout kan gaan bij de binnenkomst van de Sint (de deur klemt bijvoorbeeld).
Bespreek kort de aandachtspunten, zie bijlage 1 voor een voorbeeldopdracht.
Maak werkgroepen en deel de opdrachtkaarten uit. Pas bij het presenteren van het werk deel je de Pietenpetten, mijter en eventuele paardenoren uit.
Onderwerpen: Zie ginds komt de stoomboot, Sinterklaas Kapoentje, Zachtjes gaan de paardenvoetjes, Hoor wie klopt daar kinderen? Dag Sinterklaasje.
Bijlage 1: (dit voorbeeld zit niet bij de opdrachten dus je kunt het klassikaal bespreken).
Sinterklaasprobleem.
Op het Sinterklaasjournaal zijn vaak grote problemen, gelukkig komt het bijna altijd toch weer goed.
Je hebt een Sinterklaaslied met je groepje:
• Waar gaat het over? (Bijvoorbeeld ‘Sinterklaasje, kom maar binnen met je knecht’).
• Welk probleem kunnen we hier bij verzinnen? (Bijvoorbeeld: de deur klemt waardoor de Sint niet binnen kan komen).
Maak grote bewegingen en praat duidelijk. Zorg dat er geen geweld in voor komt.
Jullie Sinterklaaslied: Sinterklaasje kom maar binnen met je knecht.
Nabespreken van een presentatie bij drama »
Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld: ‘Over welk probleem ging deze presentatie?’
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’
Behandel op tempo deze 3 aspecten.
Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.