Werkvorm(en): pantomime.
Activiteit: De kinderen verzinnen een pantomimepresentatie met stoelen over een bepaalde locatie en presenteren dat aan elkaar.
Benodigdheden: stoelen.
Opmerking: Deze les komt het beste tot zijn recht wanneer de kinderen hun stoelen meenemen naar een bewegingslokaal.
Print de lesopzet.
Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les pantomime op stoelen gaan spelen. Speel ter illustratie van de werkvorm alsof je in een tandartsstoel zit. Ga zenuwachtig zitten, leun achterover en open je mond. Wrijf dan over je wang en speel alsof je je mond spoelt. Vraag wat je stoel voor een soort stoel is geworden.
Vermeld dat ze bij deze werkvorm niet mogen praten en geen echte spullen mogen gebruiken behalve de stoelen waar ze op zitten.
Warming up klassikaal.
De groep zit op stoelen verspreid door het lokaal.
Instructie: Je krijgt straks spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot.
Spelopdrachten: Je stoel is de stoel van een astronaut. Je stoel is de troon van de koning(in). Je stoel is het zadel van een ridder. Je stoel is de stoel van een achtbaan.
Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.
Warming up tweetallen klassikaal.
De groep zit op stoelen naast elkaar in tweetallen verspreid door het lokaal.
Instructie: Je krijgt straks spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een ander tweetal.
Spelopdrachten: Jullie zitten in de bioscoop bij een griezelige film. Jullie zitten in de bioscoop bij een lachfilm. Jullie zijn twee vissers aan de waterkant. Jullie zijn twee cowboys op een koets.
! Laat ook ideeën van de kinderen zelf uitbeelden.
Geef kinderen steeds even de tijd om iedere spelopdracht uit te spelen.
Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling
Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om een pantomimepresentatie op stoelen te maken. Daarvoor kom ik langs bij je werkgroep om je een plek op te geven waarover die presentatie moet gaan.
Maak werkgroepen en loop langs om mondeling de locaties op te geven: op het sportveld, in de trein, in de wachtkamer van de dierenarts, in het vliegtuig, in het circus.