Alle kleuterlessen zijn voorzien van een spiekbrief: een schematisch overzicht van de les waarin je in één oogopslag kan zien wat je moet doen. Om het visueel te maken staan er pictogrammen op de spiekbrief. Op deze pagina staan de pictogrammen met een verdere uitleg wat ze betekenen.
Een vraag waarvan de antwoorden worden uitgebeeld.
Toelichting en voorbeeld
Wanneer kinderen zelf bijdragen aan de spelinhoud zijn ze er meer mee verbonden dan wanneer ze te horen krijgen wat ze moeten uitbeelden. Daarom komt regelmatig een spelvraag voor.
Dus niet: ‘Op de boerderij zag hij kippen (speel een kip) en koeien (speel een koe)’.
Maar: ‘Hij kwam op de boerderij. [spelvraag:] Welke dieren wonen op de boerderij?’. Eén of meerdere antwoorden worden uitgebeeld.
De kinderen staan verspreid door het lokaal en spelen gelijktijdig.
Voorbeeld en tip.
Klassikale spelmomenten komen bijvoorbeeld in de warming up fase voor. Naar eigen inzicht kan je bepalen of kinderen wel of geen contact met elkaar mogen maken tijdens het doen-alsof-spel.
Voorbeeld: ‘Welke mensen werken er in het circus?’ Simge steekt haar hand op en krijgt de beurt, ze zegt ‘clowns’. Denkbeeldig wordt een neus en een hoedje op gezet en mogen de kinderen uitbeelden wat een clown allemaal doet.
Tip: blijf tijdens klassikale spelmomenten praten, zeg bijvoorbeeld wat je allemaal uitgebeeld ziet worden. Dit auditieve contact werkt stimulerend voor de spelconcentratie en helpt de kinderen die even niets weten om uit de beelden.
Terwijl jij vertelt beelden de kinderen tegelijkertijd uit wat ze horen. Deze werkvorm heet vertelpantomime.
Voorbeeld en tips.
Voorbeeld: ‘Alle kabouters uit het dorp werden wakker, ze wreven zich in hun ogen en deden de deur van hun kabouterhuisje open. Wat was dat voor harde knal, zo midden in de nacht? Ze keken elkaar aan en liepen achter elkaar, in hun pyama het donkere bos in. Over de omgevallen boom….’
Tips:
Praat met dialogen. Dus niet zo: ‘Kabouter Bobbel zegt tegen de rest dat ze stil moeten zijn, omdat de wolf zo nog wakker wordt’. Maar zo: ‘Kabouter Bobbel draaide zich om en zei ‘Stil, met al dat gegiechel wordt de wolf nog wakker” .
Stimuleer terwijl je vertelt. Dus niet zo: Kabouter Bonk z’n knieen begonnen de trillen en hij keek heel bang. Kabouter Bobbel ging bij hem staan en zei ‘rustig maar, ik weet hoe je de wolf kan verslaan’ . Maar zo: Kabouter Bonk z’n knieen begonnen de trillen –Goed zo kabouter Bonk!– en hij keek heel bang. Kabouter Bobbel ging bij hem-Toe maar Kabouter Bobbel, ga maar naar hem toe- staan en zei ‘rustig maar, ik weet hoe je de wolf kan verslaan’ –knap gedaan.
Terwijl de kinderen klassikaal uitbeelden stimuleer je ze vanaf ze zijlijn.
Toelichting en voorbeeld.
Sidecoachen is stimuleren ter bevordering van spel (mimiek, gebaar…) en spelconcentratie. Voorbeeld: ‘Al slaapwandelend gingen de kinderen achter de Rattenvager aan. Hou je handen maar voor je, ze gingen door het koude bos. Goed zo, Floris springt over de waterplassen heen. Het was heel koud, hoe kijk je als je het koud hebt? ‘
Je werkt met de handpop, de handpop is aan het woord.
Voorbeeld en tips.
Voorbeeld: Voorzichtig haalt de juf de handpop van de vogel tevoorschijn. ‘Piepte jij daar zo?’ zegt ze tegen de vogel. De vogel kijkt haar aan: ‘Ik heb zo’n pijn in mjn hoofd, ik ben denk ik uit mijn nest gevallen. Ik ben Machteld de Mus… Piep. Ik heb geloof ik een beetje heimwee…’.
Tips: Maak bijpassende dierengeluiden als je een handpop van een dier hebt. Beweeg de pop als die aan het woord is. De pop kijkt zoveel mogelijk naar de kinderen.
Af en toe komt het voor dat kinderen voor elkaar spelen, er is dus sprake van speler en publiek.
Tips.
Tips: Zet kinderen altijd in een u-vorm (ook als ze op banken zitten). Laat altijd applaudisseren als klasgenoten klaar zijn met spelen. Stimuleer dat kijkende kinderen niet door presentaties heen praten.
Tips: Bij langere verhaaldelen laat je de kinderen zitten, dat kan ook kris-kras in het lokaal op de grond (als ze je maar aankijken). Vertel fysiek actief: met houding, gebaar en mimiek. Vertel met dialogen, niet alleen beschrijvend.
Jij speelt een rol (teacher in role). Op deze manier maak je contact met je kinderen.
Toelichting en tips.
Bij de z.g. ‘teacher-in-role’ lessen zie je aan de pictogrammen welke rol aan de beurt is. In zo’n les speel je meestal niet meer dan twee rollen. Belangrijk te weten is dat je niet enorm goed hoeft te kunnen acteren, het contact maken vanuit de rol is al voldoende. De meeste kleuterleerkrachten vinden deze werkvorm de meeste voldoening geven omdat de kinderen er zo fijn op reageren.
Tips: schakel vooral fysiek (een kromme rug voor de heks bijvoorbeeld), kies hoofddeksels die zich snel laten wisselen, zorg voor stemverschil.







