Werkvorm(en): acteerspel.
Activiteit: De kinderen verzinnen met behulp van werkbladen een kinderavontuur en presenteren dat aan elkaar.
Benodigdheden: opdrachtkaarten en één pen per werkgroep.
Opmerking: om de repetitietijd beheersbaar te houden en de kinderen op weg te helpen, zijn de titels op de werkbladen gegeven en staan er vragen op om het verhaal wat op weg te helpen. Wil je dat de kinderen zelf hun titel verzinnen, print dan is er een lege versie van de opdrachtkaart beschikbaar in het printbestand.
Print de lesopzet inclusief opdrachtkaarten.
Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat er wordt geacteerd in deze les drama, maar dat er eerst zonder geluid wordt gespeeld.
Warming up klassikaal.
De groep staat verspreid in het lokaal. De opdracht is individueel, de kinderen maken dus geen contact met elkaar.
Instructie: Je krijgt straks spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot.
Spelopdrachten: Sluip langs een huis en kijk stiekem door het raam. Zie iets geheimzinnigs, schrik en duik weg. Forceer met je schroevendraaier een deur en sluip naar binnen. Je hoort iets en je duikt weg. Stop iets in je zak en vlucht.
Warming up tweetallen.
De groep staat in tweetallen in het lokaal, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: om de beurt bellen jullie bij elkaar aan voor een mini avontuur, je moet er bij praten.
A belt bij B aan. Je wil gaan belletje trekken, B durft niet zo goed.
B belt bij A aan. Er is een brandje, en A moet helpen blussen.
A belt bij B aan. Er zit een kat in de boom die jullie moeten redden.
B belt bij A aan. De bal ligt in de tuin van een hele kwaadaardige buurman. Jullie moeten sluipen en tijgeren om hem er uit te halen.
Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling
Instructie: Vertel dat in spannende kinderverhalen overeenkomsten zitten: kinderen hebben altijd de hoofdrol, er is een basisprobleem, er komen slechterikken in voor en er is sprake van een positief einde (een z.g. ‘happy end’). Ze krijgen in werkgroepen een opdrachtkaart waar ze een deel zelf van moeten bepalen en invullen.
Bespreek klassikaal de voorbeeldkaart, vul het mondeling in.
| Titel: De ballonboodschap. | Hoofdpersonen: |
| Wat is een ballonboodschap? Wat staat er op? Wat moeten de kinderen ondernemen? | De kinderen. |
| De Slechterikken: | Het probleem: |
| De slechterikken hoeven niet altijd ‘boeven’ te zijn maar kunnen ook rollen zijn die je juist niet verwacht. | |
| Het spannendste moment: | Het einde: |
|
Spreek luid en duidelijk. Voorkom het uitbeelden van geweld. |
|
Nabespreken van een presentatie bij drama »
Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Hoe probeerde de sporter vals te spelen?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’
Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.
Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.