Of ik naar een moeilijke groep zou willen kijken. Tuurlijk. En ze dan drama geven. Ook leuk.
Koffie en lachen, ‘Maak je borst maar nat’ en een regelmatig ‘Sterkte’. Ik ben van nature niet snel zenuwachtig, ondertussen wel erg nieuwsgierig naar deze groep 7.
Iets voorbereid had ik niet, behalve een map verschillende opdrachtkaarten (van groep 5 t/m 8 ) meegenomen. Spannend, jezelf een beetje op de proef stellen. De meester mocht van mij natuurlijk wel kijken, maar kreeg de dringende vraag of hij zich nergens mee wou bemoeien. Toeschouwen, meer niet.
Het leek me een beste meester, hij had veel oogwit waardoor hij een beetje verschrikt over kwam. Mee naar het lokaal. Een drietal jongens duwt zichzelf het lokaal in, er wordt gekeken en gegiecheld, ze weten volgens mij dat ik kom lesgeven. Veel geluid en gefluister. Ik maak direct contact, kijk ze aan en straal. Omdat het me erg leuk lijkt om met ze aan de slag te gaan. Ik zie geen opvallende dingen: twee drukke jongens, drie daar omheen, een vijftal grote meisjes (wat ik veel vind) en veel losse koppels vriendjes en vriendinnetjes. En veel geluid. Maar het zijn kinderen, en daar komt nou eenmaal geluid uit.
De meester gaat er met zijn stem overheen, het wordt redelijk snel stil maar niet in één keer. Ik word voorgesteld en er wordt een verkapt dreigement uitgesproken aangaande gedrag, ik zeg niks behalve ‘komen jullie mee?’.
In het lokaaltje waar ik lesgeef staan stoelen zoals gevraagd, de kinderen gaan rumoerig over de gang, maar ook vol verwachting. Ik praat kort met ze en let daarbij op wie er niet deelnemen, juist die kinderen kijk ik vrolijk aan terwijl ik het gesprek voer. Ze voelen zich erbij gehaald (cq betrapt). Er wordt gelachen met elkaar. Een jongen wil daar overheen, ik voel de klassenmeester zich inhouden en kijk de jongen verbaasd aan. Negeer het, en begin tot mijn eigen verbazing een inleiding op nasynchronisatie (dubbing, zie hoofdstuk 3 van ‘Kijk op Spel’). Een werkvorm voor kinderen die veel kunnen. Achteraf denk ik dat ik ze wou uitdagen, daarnaast was het absoluut geen losgeslagen zooitje.
Eén kind naar voren met een opdracht, ik synchroniseer haar na tot grote hilariteit van de groep en vraag om applaus, het meisje gaat als held weer zitten. Dat willen er meer (zo in de spotlight staan) maar ze mogen allemaal. In tweetallen.
Deze moeilijke groep heeft het al moeilijk vanaf het begin, veel droevige verhalen en een kind dat niet in het reguliere basisonderwijs had mogen blijven zitten. Ze zijn van juf op meester doorgeven als een besmettelijke ziekte, een legende binnen de school. Ze lopen achter en dus zijn taal en rekenen de eerste prioriteit (da’s een veel gebruikte logica).
Na afloop ging ik naar de directeur waar ik de vriendendienst voor deed. Met lood in m’n schoenen; voor mij was het een helder verhaal, maar dat maakt het nog niet eenvoudig. In Engeland krijgt een moeilijke groep juist drama om deze reden: het betrekt de deelnemers juist bij elkaar en verhoogt de concentratie. Samen creatieve energie delen, voor elkaar klappen en om elkaar lachen op een positieve manier.
Als je een moeilijke groep niet objectief benadert, hoe schudden ze dan ooit dat moeilijke van zich af: druk geeft tegendruk. Van mij hoeft niet iedereen drama te geven, maar kinderen alleen maar drillen op wat ze moeilijk vinden kan niet gezond zijn: je voelt je de hele dag een loser. Dat de nasynchronisatieles prima verliep ligt echt niet aan mij, maar aan het feit dat ze op iets anders werden aangesproken.
Ik heb niets gevonden dat niet binnen de normale kaders van een groep bovenbouwers valt.
Tot mijn verbazing had de directeur al zo’n vermoeden.
Toen ik afscheid nam van de groep en hun meester kreeg ik het gevoel dat de meester zich enorm verraden voelde door zijn eigen kinderen.