Drama wijkt soms erg van af van andere vakken.
Een van de afwijkende punten is bijvoorbeeld het rondlopen tijdens de les. Bij drama lopen startende leerkrachten vaak rond daar waar het niet moet: in de repetitiefase.
‘Om te zien of ze de opdracht wel begrijpen’
‘Om te helpen’
‘Om de opdracht toe te lichten waar nodig’
‘Om te kijken of er nog vragen zijn’
Bij drama zit vaak een moment waarop de klas in werkgroepen een opdracht voorbereidt en daarna presenteert.
Dat voorbereidingsmoment is het moment waarop veel leerkrachten besluiten om aan de wandel te gaan. Het is me niet helemaal helder waar de loopprikkel precies vandaan komt, maar het is (ondanks herhaaldelijk waarschuwen de dramadocenten van de pabo) een veel voorkomend euvel.
Het repetitiemoment volgt op één of twee oefeningen waarin de werkvorm (bijvoorbeeld pantomimespel) is geoefend: de werkvorm is dus bekend. Het effect van rondlopen is vaak erg vervreemdend: kinderen zijn gedachten aan het uitwisselen of opperen ideeën, bespreken in ieder geval wat ze moeten doen en daar staat de meester ineens in hun territorium. In negen van de tien gevallen houden kinderen acuut op met de groepsbespreking en stellen de vraag aan de meester. Sneller en handiger, maar ze ontnemen zichzelf ook direct de mogelijkheid om er zelf achter te komen: weg gedachtewisseling. Meester heeft vaak nog een leuke tip ook, dus waarom zelf creativiteit ontwikkelen? En nu hij er toch is doet Thomas niet goed mee, kan hij meteen Thomas waarschuwen. En als hij doorloopt is het werk min of meer gedaan: we hoeven niet meer zelf na te denken of te communiceren met elkaar, Thomas is gewaarschuwd dus daar hoeven we zelf ook niet mee leren om te gaan en we doen dat briljante idee van Mees, want dan kan je lachen.
Als je twijfelt of de kinderen de opdracht begrijpen observeer dan vanaf je plek. Zie je onrust omdat ze het niet snappen dan heb je de opdracht te moeilijk gemaakt. Leg dan de les stil en inventariseer de problemen klassikaal. Helpen is onnozel bij drama, ze moeten het zelf kunnen want het draait om hun inzichten en creatieve ontwikkeling: die is individueel en komt tot stand door een goed gekozen en geformuleerde opdracht.
Lopen bij drama staat gelijk aan storen: kinderen stellen zich afhankelijk van je op of spelen gewenst gedrag na tot je weer weg bent. Je haalt ze uit hun groepsproces: je stoort.
Je plek is centraal staand aan de kant zodat je kan observeren, zo krijg je de informatie waar je naar zoekt. Lopen en helpen staat gelijk als de potlood uit de hand van een kind pakken bij een tekenles en tekenen: het is niet meer het product van het kind, maar van jou.
Ik begrijp wel dat het fijn voelt, rondlopen bij drama: er is altijd wel een vraag te beantwoorden, en te lachen. Gezellig. Maar het mag niet, jouw stoplicht staat op rood.
Krijg je ooit te horen dat je had moeten rondlopen bij drama dan is je antwoord dat je dat om vakdidactische redenen niet deed.
Soms wijkt drama écht af van andere vakken.
Loop je altijd rond omdat het zo gezellig is, of omdat je je anders overbodig voelt: kick zo snel mogelijk af. De informatie en het overzicht vanaf de kant leveren jou en de kinderen gegarandeerd meer op.