In het vierdejaar doen de studenten aan actieonderzoek. Heb je geen idee wat het is dan bespaar ik je de uitleg, heb je er ervaring mee dan weet je hoe diepgravend je op zoek moet naar problemen en ontwikkelgebieden. Voor drama komen studenten met de meest uiteenlopende onderwerpen uit de praktijk terug: drama als didactisch hulpmiddel bij taalontwikkeling of andere vakken, als didactisch hulpmiddel bij uiteenlopende sociale thema’s, aansluitend bij meervoudige intelligentie, bij een bepaald type onderwijs (bijvoorbeeld het TOM-onderwijs), in combinatie met muziek, enzovoorts.
Veel levensvatbare onderzoeksgebieden, toegespitst op de behoefte van de school.
Er zijn natuurlijk ook hardnekkige fenomenen waar de studenten mee terugkomen uit de praktijk. Bijvoorbeeld: er wordt helemaal geen drama gegeven. Is zoiets te onderzoeken? Ja, maar de uitkomsten zijn eigenlijk allemaal hetzelfde, en de oorzaken te takkelen.
Ik heb geen materialen: je hebt weinig nodig bij drama, zeur niet.
Ik heb geen tijd: oftewel je ziet de noodzaak niet om tijd vrij te maken. Of: klop aan bij je directeur en klaag.
Ik heb geen dramalessen: bijna iedere school heeft ‘Moet je Doen’, anders kan je gebruik maken van het internet.
Ik heb niet de juiste kennis: lees een boek of school je na. Niet? Dan zie je de urgentie dus ook niet.
Iets anders: er zijn veel leerkrachten die claimen drama te geven maar daarmee bedoelen dat ze een drama-activiteit geven, en dan uitsluitend de kern. Iets in de trant van ‘Maak een stukje over vakanties’.
Lezers met theoretische bagage gaan nu al mopperen, want die weten wat het effect is van het ontbreken van een warming up fase. Je vraagt in zo’n ‘les’ van de kinderen dat ze iets gaan toepassen (een werkvorm, bijvoorbeeld ‘acteren’) waar ze nog niet mee hebben geoefend. Het concrete effect is dat het spanning oplevert bij veel kinderen. Van niks tot een presentatie moeten komen werkt in hoge mate drempelverhogend, en dan met name voor de kinderen die gebaat zijn bij het verlagen van speldrempels.
In de praktijk zie je dat de kinderen die geen last van speldrempels (lijken te) hebben over elkaar heen tuimelen in een wedstrijd wie het grappigst is, terwijl ‘medespelers’ zichzelf onzichtbaar proberen te maken. Wanneer er geen lolbroeken in het groepje zitten zie je vaak gegiechel, en het ontbreken van spelconcentratie en inleving. Hierdoor wordt het wat gênant om naar te kijken.
Een klassikale warming up zorgt voor anonimiteit, een veilige fase waarin je kunt wennen aan de werkvorm en jezelf als speler. In de tweetallen warming up proberen kinderen de werkvorm uit, in de meeste gevallen met een klasgenoot waar ze zich vertrouwd mee voelen. Dit geeft een fundament aan de leskern, en schept randvoorwaarden voor de succeservaring die we als leerkrachten zo nastreven. Moet je altijd twee warming ups geven? Nee, maar het is voor de kinderen wel heel prettig.
Het is hardnekkig, het ontbreken van een warming up (‘WUP’), misschien wel de meest voorkomende fout bij het geven van drama. De docent drama heeft eigenlijk liever dat zo’n leerkracht geen drama geeft dan slecht drama. Van geen drama is het effect vast niet positief, in ieder geval ontneem je de kinderen de kans om zichzelf te ontplooien in dit vak. Maar van slecht drama raken kinderen gefrustreerd, en koppelen een gevoel van onveiligheid aan dit mooie vak.