Fijne titel hè? Ik heb hem niet zelf bedacht, maar daarover later meer. Soms lijkt het alsof het bij mij altijd goed gaat, al mijn lessen lukken. Da’s natuurlijk onzin, daarnaast zou ik het saai vinden als het altijd gladjes verliep. Neem nou vandaag, een groep kwam al stuiterend binnen. Sprongen over de banken, waren allemaal aan het praten (tegelijkertijd) en probeerden een menselijke berg te vormen door met teveel kinderen op één bank te gaan ziten. ‘Je moet een les niet mopperend beginnen’ is een gouden regel, maar regels zijn er om verbroken te worden… Ik noem dat ‘resetten’, letterlijk aangeven wat de situatie is (dat het geen pauze meer is bijv), je zou het ook focussen kunnen noemen maar het klonk in ieder geval mopperig.
Het gaan staan voor de eerste oefening duurde erg lang,- ‘nee niet met je rug tegen de muur staan’- en dat hielp ook al niet. De eerste oefening ging redelijk, de tweede oefening moesten ze tweetallen maken: drie drietallen meisjes kwamen melden dat zij wel drietallen gingen maken (ze dachten dat er een oneven aantal kinderen was). Daarbij dumpte een drietal een ander meisje dat vroeg of ze met één van hun mocht samenwerken. Tijd voor ‘het theatrale gebaar’: iedereen op de banken terug. Grom, mopper, uit hoeveel mensen bestaat een tweetal, dit wordt nooit meer wat want wat nu komt is moeilijker dan een tweetal maken. Ze horen het aan, sommigen twijfelen of mijn boosheid echt is maar komen daar snel achter omdat ik veel te theatrale termen gebruik waaruit een knipoog blijkt. Ze voelen hem wel, dus in drie tellen staan ze in tweetallen. De oefening gaat prima, behalve dat een tweetal besluit tot een wilde wedstrijd wie het grappigst is, dat kan ik nu even niet gebruiken: op de bank zitten jullie. En schaam je.
Na de tweede oefening ging ik groepjes maken, op de manier zoals dat gebruikelijk is bij drama. De manier waarbij je zeker weet dat er groepjes van gelijke grootte ontstaan. Met het volgende effect: er was een groepje met vier spelers en er was een ander groepje met acht spelers. En er was een zuchtende meester die opgewekt de groepjes ging herverdelen. Een paar kinderen keken heel verontschuldigend, dat zijn altijd de kinderen die niets met de situatie te maken hebben. Ondanks dat ze het vervelend vinden dat het niet zo lekker loopt genieten ze vreemd genoeg toch, dus ach.
Het repeteren begint. Er komt een meisje naar me toe die een gezicht trekt alsof er een joekel van een probleem gaande is. Ik vermoed grote stress of een rapportage van bloedingen waarbij medische hulp noodzakelijk is. Ze kijkt me veelbetekenend aan en zegt: ‘In ons groepje zitten vier jongens en twee meisjes!’. Er valt een stilte omdat ik niet goed weet wat ik moet zeggen, zij houdt haar verongelijkte blik vast. Ik reageer verbaasd en licht geïrriteerd: Dus..? Met een laat-maar-blik gaat ze ontevreden terug naar de rest van haar team. Even rust, maar niet lang. Er komt een tweetal aan de klachtenbalie: ‘Wij worden zwaar genegeerd. Zwaar.’ De meester zucht weer en gebaart de rest van het groepje erbij. ‘Zij worden zwaar genegeerd en ik denk door jullie. Willen jullie dat ik het oplos?’ Er klinkt een enthousiast ‘ja’. ‘Nee dat wil je niet want je wil je eigen problemen leren oplossen. Ga heen en wees lief voor elkaar. En niet stiekem negeren hè?’. Grinnikend trekken ze zich terug, het gaat verder prima. Verder blijft het onrustig. Bij het uitvoeren van het werk gaat het goed (met een dreigende wees-stil-blik van de meester voor de kinderen die naar de presentaties kijken) maar je ziet aan de kwaliteit dat ze niet in een flow zitten. Tot een bepaald groepje zo’n briljante pantomimepresentatie geeft van een lancering van een raket, zwevende astronauten die problemen hebben met zwaartekracht, op de weg terug motorproblemen krijgen en per parachute terug op aarde komen. Iedereen zit ademloos te kijken en klapt zijn handen rood. Ik herken ze weer als mijn groep.
Waar ligt het aan dat het soms niet lekker loopt? Je hoort dingen als het stormt buiten of wat dan ook. Ik heb geen idee, maar het hoort er volgens mij gewoon bij, en het is niet erg. Het zijn kinderen. Zo lang je maar niet je frustratie laat zien, jezelf niet te serieus neemt en positief blijft komt het hoe dan ook goed.
Ze verlieten het lokaal, één van de schatten kwam naar me toe en zei met een knipoog ‘Rotkinderen zijn we hè?’ Ik schoot in de lach. ‘Echt wel’.