Werkvorm(en): pantomime.
Activiteit: De kinderen maken een presentatie van een bijzondere reiswijze en presenteren dat aan elkaar.
Benodigdheden: stoeltjes (optioneel).
Print de lesopzet inclusief opdrachtkaarten.
Inleiding.
De groep zit in hoefijzeropstelling. Vertel dat jullie in deze les gaan mimen. Illustreer de werkvorm door bijvoorbeeld denkbeeldig een glas met water te vullen en leeg te drinken. Vermeld dat je bij deze werkvorm niet mag praten en geen echte spullen mag gebruiken.
Warming up klassikaal.
De groep staat verspreid in het lokaal.
Instructie: Je krijgt straks spelopdrachten, voer die uit zonder contact te maken met een klasgenoot.
Spelopdrachten:
Pomp een bootje op, stap in en ga peddelen.
Zet een helm op, laat je in een raket omhoog schieten. Zet een vlag op de maan.
Je snijdt de touwen los en gaat de lucht in, in een luchtballon.
Je stapt in een onderzeeër, hoe ziet dat eruit?
Warming up tweetallen.
De groep staat in tweetallen in het lokaal, ze bepalen wie A is en wie B.
Instructie: De één mimet dat hij op reis is en pech krijgt, de ander kijkt wat het is en schiet te hulp. Je spreekt niet van te voren wat je gaat doen. Bedenkt verschillende manieren om je te verplaatsen: per fiets, per paard, per schaats….
Je wisselt steeds van reiziger en helper.
Doe dit een keer voor met een kind voordat de kinderen in tweetallen aan de slag gaan. Ga bijvoorbeeld op een denkbeeldige fiets zitten en speel dat je een lekke band krijgt. Het kind zou je kunnen helpen door de band op te pompen. De kinderen verzinnen verder zelf de wijze waarop ze reizen en wisselen zo lang om totdat je aangeeft dat ze weer mogen gaan zitten.
Kern.
De groep zit in hoefijzeropstelling
Instructie: Jullie krijgen zo in werkgroepen de opdracht om op een bijzondere manier op reis te gaan. In pantomime, dus zonder geluid te maken en zonder spullen. Je mag eventueel wel gebruik maken van stoelen.
Opdrachten: in de zak van Sinterklaas, vliegende schotel, op een ijsschots, in de buik van een walvis, met een katapult (zoals ze in de Middeleeuwen bij oorlogen gebruikten), in de arrenslee van de Kerstman.
Bespreek kort de aandachtspunten op de opdrachtkaarten. Maak niet meer dan vijf werkgroepen en deel de opdrachtkaarten uit. Zie bijlage 1 voor een voorbeeldopdracht.
Bijlage 1:
Bijzonder vreemde vervoermiddelen.
Jullie maken een pantomimepresentatie waarin jullie op reis gaan met een bijzonder vreemd vervoermiddel.
- Wat heb je aan?
- Wat heb je mee?
- Hoe is het op die plek (koud, warm, hoe ruikt het daar?).
Maak grote bewegingen en maak met je gezicht duidelijk wat je beleeft. Zorg dat er geen geweld in voor komt.
Jullie bijzonder vreemd vervoermiddel: op het dak van een rijdende trein (dit voorbeeld zit niet bij de opdrachten dus je kunt dit klassikaal bespreken).
Nabespreken van een presentatie bij drama »
Een nabespreking van een presentatie bij drama bestaat uit 3 aspecten:
1: De opdracht. Bijvoorbeeld: Om welk vreemde vervoermiddel gaat het hier?
2: Iets dat het competente gevoel stimuleert, zoals een publiekscompliment. Bijvoorbeeld: ‘Publiek, benoem een sterk moment uit deze presentatie’.
3: Het spel. Dit doe je naar aanleiding van pictogrammen (aandachtspunten). Onderaan het klassenmenu staat een link naar het leerkrachtscherm, daar staan de pictogrammen. Je kan ze daar ook uitprinten. Zonder het werken met aandachtspunten verklein je de kans op spelontwikkeling en inzicht, het is dus erg belangrijk om de pictogrammen te gebruiken. Voorbeeldvraag: ‘Waar was er sprake van een heldere gezichtsuitdrukking?’
Behandel op tempo deze 3 aspecten. Wil je vakdidactisch correct nabespreken maak dan een notitie op je lesopzet voordat je de les geeft.
Wil je iets kwijt over deze les?
Een aanvulling, idee, opmerking over deze les? Heb je een foutje gezien, of wil je ons laten weten hoe de les is gegaan: vul onderstaand formulier in. We zijn blij met iedere reactie, het helpt ons om de kwaliteit te waarborgen die je van ons gewend bent.